Minister Leers verschuilt zich ten onrechte achter het recht en zijn voorgangers

De laatste dagen is het nieuws in Nederland gedomineerd door Mauro, de Angolese jongen die al 8 jaar bij een pleeggezin in Nederland woont en nu terug moet naar Angola. Mauro is goed een geïntegreerde welbespraakte jongen die net 18 is geworden. De opvang door het Nederlandse pleeggezin was als tijdelijk bedoeld en nu moet hij van minister Leers terug naar Angola. Inmiddels is Mauro echter zo verbonden met de Nederlandse maatschappij en zo losgeweekt van de Angolese maatschappij, dat hij hier veel meer thuis hoort dan daar. Ook heeft hij na 8 jaar een band met zijn pleegouders en zij met hem, die bij het verbreken daarvan een ernstige inbreuk zou zijn op het recht op Family Life van alle betrokkenen. 
De vraag is dan ook: waarom zou je in hemelsnaam deze jongen terugsturen? Het antwoord van minister Leers is tweeledig. Ten eerste is hij bang voor de precedentwerking en ten tweede beroept hij zich op rechtelijke uitspraken.
De precedentwerking is voorstelbaar op twee manieren. Ten eerste de 'aanzuigende werking'. Het idee dat als Mauro een verblijfsvergunning zou krijgen, opeens de hele wereld in een bootje zal stappen op weg naar Nederland. Er wordt dan gedaan alsof Nederland een enorm immigratieprobleem heeft, geheel onterecht. De cijfers tonen aan dat het aantal immigranten in Nederland juist al lange tijd aan het dalen is en ten onrechte wordt gedaan alsof bijvoorbeeld problemen met slecht geïntegreerde jongeren van bijvoorbeeld Marokkaanse afkomst, met immigratie te maken hebben. Dat is niet juist. In de jaren 60 had Nederland een groot tekort op de arbeidsmarkt en toen zijn hun ouders gevraagd om naar Nederland te komen, die jongeren zelf zijn gewoon hier geboren. Dit is niet een probleem van immigratie, maar van intergratie. Mauro is juist het voorbeeld van een jongen die goed integreert. Ook moet de rest van de wereld dan alleenstaande minderjarige zijn (gelukkig hebben de meeste derde wereldkinderen ook gewoon ouders) en een pleeggezin in Nederland vinden. Het argument van 'aanzuigende werking' lijkt dan ook nergens op gebaseerd.
De tweede manier van precedentwerking is juridisch. Ook die redenering snijd geen houd. Als de minister bijvoorbeeld oordeelt dat Mauro zo goed geïntegreerd is dat hij zijn binding met de Angolese cultuur totaal verloren heeft of dat de familieband met zijn pleegouders zo sterk is dat een inbreuk op dit Family Life niet gerechtvaardigd wordt door de belangen van de Nederlandse staat bij uitzetting, zijn dat hele feitelijke omstandigheden, specifiek voor Mauro, die sowieso per individueel geval moeten worden beoordeeld en daarom eigenlijk nooit vergelijkbaar zijn.
Het tweede argument, de rechtelijke uitspraken, is regelrechte onzin. In het Nederlandse bestuursrecht en vooral in het Nederlandse vreemdelingenrecht heeft de rechter heel weinig ruimte. Het idee van de machtenscheiding (rechter moet niet 'op de stoel van' het bestuur gaan zitten) maakt dat het bestuur (de minister in dit geval) het besluit neemt en de rechter het besluit van de minister alleen mag toetsen. De rechter verleent of weigert dus geen verblijfsvergunningen, maar mag alleen heel marginaal toetsen of het bestuur in redelijkheid tot dit oordeel heeft kunnen komen. De rechter treedt daarbij niet in de feitelijke beoordeling door het bestuur. Die feitelijke beoordeling is in dit geval dus het oordeel van de minister over het Family Life, over de mate waarin Mauro geen verbinding meer heeft met Angola en het belang van Nederland bij uitzetting van Mauro. De rechter kijkt zo marginaal naar de feitelijke beoordeling van het bestuur dat een 'ja' of 'nee' door het bestuur op alle feitelijke vragen, door de rechter meestal goedgekeurd wordt. Juridisch wordt dat geformuleerd als: '....niet is gebleken dat het bestuur niet in redelijkheid tot deze afweging heeft kunnen komen....' , of woorden van gelijke strekking.  Zelf ben ik een groot voorstander van een meer indringende toetsing van bestuursbesluiten door de rechter. De ruimte in dit geval vindt de rechter meestal niet in het Nederlandse recht, maar in het internationale recht. Het EVRM speelt hierbij een grote rol. In de hierboven besproken gevallen moet dan met name gedacht worden aan art. 8 (Family Life). Bij het EVRM (=Europees verdrag voor de rechten van de mens) zijn 52 landen partij, waaronder bijvoorbeeld Rusland, Turkije en Azerbaijan. Het is dan ook zeer onterecht dat minister Leers net doet alsof zijn beleid verplicht moet worden begrensd door het EVRM. Dat is een absolute ondergrens en een land als Nederland zou beleid moeten voeren dat mensenrechten een grotere bescherming biedt dan een verdrag waardoor ook de genoemde landen hun mensenrechten bescherming laten bepalen. Ik zeg beleid, want het is ook echt niet zo dat de vreemdelingenwet het vertrek van Mauro gebiedt. De vreemdelingenwet geeft namelijk heel veel ruimte, die moet worden ingevuld door beleid, neergelegd in het vreemdelingenbesluit, dat is dus beleid van de regering. Binnen dat beleid is er dan weer ruime beoordelingsvrijheid voor de minister in concrete gevallen. Binnen die beoordelingsruimte past makkelijk een verblijfsvergunning voor Mauro, minister Leers wil dat gewoon niet (al of niet onder druk van Wilders).
Tot slot heeft minister Leers nog wel geopperd dat zijn voorgangers Hirsch Ballin en Albayrak ook geen verblijfsvergunning aan Mauro hebben verleend. Dit argument snijdt ook geen hout. Zoals ik reeds eerder heb betoogd, gaat het bij het verlenen van deze verblijfsvergunning om een belangenafweging tussen het belang van Nederland bij uitzetting en de belangen van Mauro, waaronder zijn recht op Family Life. Dat Family Life is nu natuurlijk niet gelijk aan een paar jaar terug. Hoe langer Mauro onderdeel uitmaakt van het gezin, hoe hechter de band met de familie wordt en hoe minder snel je een dergelijke band zou moeten verbreken. De feitelijke situatie is niet vergelijkbaar met het moment waarop andere ministers hun afweging maakten. 
Het Nederlandse beleid op het gebied van vreemdelingenrecht is onmenselijk. Soms krijgt het een gezicht en wordt het hele land wakker. Jammer genoeg is dat zeldzaam en zijn het meestal nummers zonder gezicht. Kijk bijvoorbeeld maar eens naar deze kamerbrief van twee maanden geleden.
Het mensenrechten hof had een vertrekmoratorium opgelegd naar Somalië, toch misschien wel het gevaarlijkste land ter wereld, onze schepen durven er niet eens langs te varen en er heerst ook nog eens een verschrikkelijke droogte en hongersnood, waardoor honderdduizenden het land zijn ontvlucht. Het mensenrechten hof had in een Engelse zaak toch wat ruimte gelaten, dus volgens minister Leers 'moet het tijdelijke vertrekmoratorium worden vervangen door een vaste beleidslijn'. Stel je voor dat we een paar Somaliërs niet zouden uitzetten, terwijl dat misschien juridisch wel mag.
Dat we ons opwinden over Mauro is terecht, maar het wordt tijd dat Nederlanders verantwoordelijkheid nemen voor hele het asielbeleid dat in onze naam door de regering wordt gevoerd en een ingrijpende herziening eisen.

1 opmerking: